Titus 3

1Vermaan hen, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn;
 vermaan Grieks, breng hen in gedachtenis.
,
 hen, Namelijk de Kretensen, uwe toehoorders.
,
 de overheden Namelijk hoedanig die ook zijn, niet alleen den gelovigen, gelijk zij toen meest allen nog waren.
,
 tot alle goed werk Namelijk, zowel wat hun van de overheden belast wordt en tegen Gods woord niet strijdt, als ook in het algemeen, gelijk de volgende vermaningen medebrengen.
2Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, maar bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.
 geen vechters zijn, Namelijk, met woorden of ook anderszins.
3Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende.
 eertijds onwijs, Namelijk voor onze bekering tot Christus, in geestelijke zaken de zaligheid aangaande; zie 1Co 2:14; Eph 4:17-18.
4Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is,
 de goedertierenheid Namelijk die de eerste oorzaak is van onze zaligheid, waardoor God bewogen is om ons deze mede te delen. Zie Joh 3:16; Rom 5:8; 1Jo 4:9.
,
 verschenen is, Namelijk door de prediking des Evangelies, gelijk Tit 2:11.
5Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes;
 uit de werken Namelijk als oorzaken die de zaligheid zouden verdienen of waardig zijn.
,
 der rechtvaardigheid, Grieks, die in de rechtvaardigheid zijn; dat is, die gedaan zijn naar de wet Gods, die de regel is van alle rechtvaardigheid; zodat hier klaar uitgesloten worden alle goede werken, gedaan niet alleen naar de wet der ceremoniën, maar ook naar de wet der zeden of de tien geboden.
,
 die wij gedaan hadden, Namelijk niet alleen voor onze bekering en rechtvaardigmaking, alsof wij ons door deze daartoe zouden bereid hebben, maar ook die na de bekering zijn gedaan, zodat tegen deze werken niet gesteld worden de werken na de bekering, maar de barmhartigheid Gods, die alle werken uitsluit; Rom 9:16, en Rom 11:6.
,
 door het bad Dat is, door de wedergeboorte en vernieuwing des Heilige Geestes, die als een waterbad is, waardoor de vuiligheden onzer zonden gewassen en gereinigd worden, Eze 36:25-27, waarvan het waterbad des doops een teken en zegel is. Zie dergelijke wijze van spreken Rom 4:11.
6Denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker;
 Denwelken Hij Namelijk Heilige Geest.
,
 uitgegoten Dat is, overvloedig medegedeeld. Hij blijft bij de gelijkenis van het water. Zie dergelijke Isa 44:3; Eze 36:25 en Eze 39:19; Joe 2:28; Zec 12:10; Act 2:17, en Act 10:45.
7Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens.
 gerechtvaardigd Dat is, vrijgesproken in het oordeel Gods, door toerekening der gerechtigheid van Christus en vergeving der zonden.
,
 naar de hope Dat is, des eeuwigen levens, waarop de gelovigen hopen, gelijk Tit 1:2.
8Dit is een getrouw woord, en deze dingen wil ik, dat gij ernstelijk bevestigt, opdat degenen, die aan God geloven, zorg dragen, om goede werken voor te staan; deze dingen zijn het, die goed en nuttig zijn den mensen.
 een getrouw woord, Zie 1Ti 1:15; 2Ti 2:11.
,
 ernstelijk bevestigt, Dat is, met vaste en bondige redenen uit de Schrift den toehoorders in scherpe, dat zij zulks vast geloven en naarstig betrachten.
,
 om goede werken Dat is, om hen daarin vooral te oefenen, en met goede voorbeelden voor te gaan.
,
 nuttig zijn Namelijk daar God deze uit genade zal vergelden.
9Maar wedersta de dwaze vragen en geslachtsrekeningen, en twistingen, en strijdingen over de wet; want zij zijn onnut en ijdel. 10Verwerp een kettersen mens na de eerste en tweede vermaning;
 Verwerp Of, mijd, schuw; dat is, heb met hem niets gemeen, laat hem heengaan, zonder met hem meer te twisten, en het heilige voor zulke honden te werpen, Mat 7:6; laat hem niet blijven in de uiterlijke gemeenschap der Kerk.
,
 kettersen mens Dat is, die valse leer hardnekkig drijft en voorstaat, tot verontrusting en scheuring der gemeente. Zie van dit woord Act 5:17, en Act 15:5; 1Co 11:19.
,
 na de eerste Namelijk aan hem gedaan door de gemeente tot afstand van zijn dwalingen en scheurmakingen; zie Mat 18:17.
11Wetende, dat de zodanige verkeerd is, en zondigt, zijnde bij zichzelf veroordeeld.
 verkeerd is, Namelijk gelijk een huis dat ten gronde toe afgebroken en omgekeerd is.
,
 zondigt, Namelijk moedwillig en zwaar.
,
 zijnde bij zichzelf Dat is, in zijn eigen gemoed overtuigd dat hij zich tegen de waarheid stelt.
12Als ik Artemas tot u zal zenden, of Tychikus, zo benaarstig u tot mij te komen te Nikopolis; want aldaar heb ik voorgenomen te overwinteren.
 te Nikópolis; Er zijn verscheidene steden geweest van dezen naam, waarom sommigen menen, dat hier verstaan wordt Nikopolis in Thracië gelegen, niet ver van Filippi; anderen Nikopolis in Epirus, gebouwd door Augustus, ter gedachtenis van de overwinning, die hij daar ter zee gehad heeft over Antonius, nu genaamd Prevesia.
,
 aldaar heb ik Zo schijnt dan deze brief niet geschreven te zijn te Nikopolis, gelijk onderschrift meldt.
,
 voorgenomen Grieks, geoordeeld; dat is, besloten.
13Geleid Zenas, den wetgeleerde, en Apollos zorgvuldiglijk, opdat hun niets ontbreke.
 den wetgeleerde, Zo werden genoemd die in de wet van Mozes ervaren waren, en deze het volk uitlegden. Zie Mat 22:35; Luk 7:30, en Luk 10:25, en Luk 11:45, en Luk 14:3.
,
 zorgvuldiglijk, Grieks, naarstig.
,
 niets ontbreke Dat is, geen reisgeld en andere nooddruft tot de reis nodig.
14En dat ook de onzen leren, goede werken voor te staan tot nodig gebruik, opdat zij niet onvruchtbaar zijn.
 de onzen leren, Dat is, de leraars zelf, die van onze roeping en orde zijn.
,
 goede werken Dit kan verstaan worden, òf in het algemeen van alle goede werken, òf, in het bijzonder van de werken der goeddadigheid jegens de behoeftigen, gelijk de volgende woorden schijnen mede te brengen.
,
 tot nodig gebruik, Of, tot nooddruft die nodig is.
,
 onvruchtbaar zijn Namelijk in het voortbrengen van de vruchten des geloofs en der liefde.
15Die met mij zijn, groeten u allen. Groet ze, die ons liefhebben in het geloof. De genade zij met u allen. Amen. Geschreven vanuit Nicopolis in Macedonië aan Titus, aangesteld tot eerste opziener van de Gemeente der Kretenzen.
 in het geloof Dat is, met zulke liefde als het christelijk geloof vereist. Of om des algemenen geloofs wil.
,
 u allen Namelijk met alle gelovigen die bij u zijn.
Copyright information for DutSVVA